-
1 stone
adj. stenen, van steen--------adv. steke(blind), steen(koud), brood(nuchter), mors(dood)--------n. steen; edelsteen; pit; stenen--------v. met stenen gooien, stenigen; van stenen of pitten ontdoenstone1[ stoon] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.3 ook stone〉♦voorbeelden:3 he weighs 14 stone(s) • hij weegt 14 stone/90 kilorolling stone • zwerver————————stone2〈 werkwoord〉 -
2 lapider
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский